Je kind wil wat van het aanrecht pakken (mag niet), pakt een stoel, klimt er op en reikt veel te ver voorover (risico) – de stoel kiept om. Kind gevallen, huilen, auw! Hoe reageer je?

1) Je blijft staan, heft je vinger op en zegt: “Zie je wel, ik heb je toch gewaarschuwd?! Dan moet je ook niet zo stout en gevaarlijk doen!”

2) Je knielt bij je kind, opent je armen om het vast te houden als het dat wil. Je zegt: “Je bent geschrokken en je hebt pijn, doordat je bent gevallen.” Even laten huilen. Dan: “Hoe kwam het, wilde je zo graag die beker pakken? Je stoel is omgekiept. Kom, we zetten ‘m samen overeind.” Enz.

Nog een voorbeeld. Je kind pakt een speeltje af van een ander kind. Hoe reageer je?

1) NEE [kind], niet afpakken! Hoe vaak moet ik het nog zeggen?

2) Hey [kind], wil jij ook graag met dat speeltje spelen? Dan kun je het vragen aan [ander kind]. Misschien mag je het dan wel hebben, anders kun je eerst met iets anders spelen. Geef het nu eerst maar terug. Kijk, zij moet huilen. Snap je waarom? Ze is verdrietig/geschrokken/heeft pijn/enz.

Wat is het verschil tussen 1) en 2)?

1) is opposief en autoritair.

2) is sensitief-responsief. Dat betekent zo veel als: invoelend reageren. Je start ermee aan te sluiten bij de belevingswereld van je kind. Je gaat bij hem zitten. Je erkent zijn/haar wens of behoefte en het voelt zich daardoor gezien en begrepen. Vervolgens kun je nog uitleggen wat er niet werkte en wat een betere oplossing is. En eventuele schade kun je samen herstellen.

Heb je het gevoel dat je de hele dag voor politie-agent loopt te spelen? Sensitief-responsief reageren kan het verschil maken. Je gaat dan naast je kind staan in plaats van erboven of er tegenover. Je maakt verbinding in plaats van je wil op te leggen. Hoe vaker je dit doet, hoe meer je kind zich verzekerd weet van jouw onvoorwaardelijke liefde, steun en begeleiding, óók als je wilt dat het zijn gedrag verandert.

Zie ook: Ja, jij wilt een pannenkoek. Over liefdevol grenzen aangeven.