Huilend: “Neeeeee! Ik wil een PANNENKOEK!”

“Ja, jij wilt een pannenkoek.”

Zachter huilend: “Jaaaaaaa.”

“En je krijgt nu geen pannenkoek. We eten straks thuis stamppot. Wil je nu een boterham?”

“Ja.”

Wait, what? Really?

Ik had nooit gedacht dat dit zó goed zou werken, maar “Ja, jij wilt een pannenkoek” is mijn favoriete opvoedskill gebleken (mijn dochter is nu twee en volop in de peuterpuberteit).

Voor mij was het contraintuïtief om precies dat te benoemen wat ze wil wat (op dat moment) niet mag. Ik had gedacht dat het de aandacht juist des te meer zou richten op wat niet de bedoeling is. Maar het is juist een gouden ‘truc’ gebleken:

Jij wilt met die aansteker spelen.
Je wilt aan de oven zitten.
Je wilt van dat muurtje af springen.
Je wilt nog heel lang opblijven.
Je wilt in die plas gaan zitten.
Je wilt de muziek keihard zetten.

Waarom dit zo goed werkt? Ik snap het inmiddels: mijn dochtertje weet zich gezien en begrepen. Zodra ik benoem wat ze wil, kalmeert ze en zegt ze (soms nog huilend maar al veel zachter): “jaaaaa”.

Vervolgens kun je de wél gewenste situatie noemen en een alternatief geven (maar vaak hoeft dat niet eens). Of gewoon een afleiding werkt voor de kleintjes ook: zodra ze even uit de Neeee zijn: “Kijk, daar zit een vogeltje in de tuin.”

Ja uit de mond van een peuter is een heerlijk geluid.